Vanaf 1 april 2020 kunnen werkgevers de transitievergoeding die zij een langdurig zieke werknemer betalen terugvorderen bij het UWV. Dit moet de werkgever doen binnen 6 maanden na de beëindiging van het dienstverband. Het maakt niet uit hoe het dienstverband is beëindigd: door het UWV, de rechter of via een vaststellingsovereenkomst met wederzijds goedvinden. Op 26 februari 2019 is de regeling in de Staatscourant gepubliceerd.

De regeling geldt met terugwerkende kracht vanaf het invoeren van de wettelijke transitievergoeding op 1 juli 2015. Dit komt erop neer dat alle werkgevers die na 2 jaar ziekte een transitievergoeding hebben betaald deze alsnog kunnen terugkrijgen na 1 april 2020. Op dat moment hebben werkgever 6 maanden dus tot 1 oktober 2020 om dit bij het UWV aan te vragen.

Het is wel van belang om alle correspondentie en stukken rond het uitbetalen van de transitievergoeding te bewaren, ook de documenten die zien op de ziekte.
De arbeidsovereenkomst, loonstroken, bewijs dat de arbeidsovereenkomst als gevolg van 2 jaar ziekte is beëindigd door een uitspraak van het UWV of een beschikking van de kantonrechter dienen aan het UWV bij de aanvraag verstrekt te worden.
Als de arbeidsrelatie door een vaststellingsovereenkomst is beëindigd zal deze eveneens aan het UWV getoond moeten worden. De aanvraag zal digitaal vanaf 1 april 2020 kunnen worden ingediend.

De aanvraag voor compensatie kan zien op vergoedingen die door de werkgever worden verstrekt op of na 1 april 2020 (structurele gevallen), maar ook op vergoedingen die daarvoor (tussen 1 juli 2015 en 1 april 2020) zijn verstrekt (oude gevallen). De maximale vergoeding is de hoogte van de transitievergoeding na twee jaar ziekte. Dus als de arbeidsovereenkomst slapend wordt gehouden na twee jaar ziekte loopt het bedrag aan transitievergoeding voor de werkgever op maar wordt niet vergoed door UWV.
Voor de structurele situatie is bepaald dat de compensatie ten hoogste zes maanden na betaling van de volledige (transitie)vergoeding aangevraagd kan worden. Als een werkgever conform artikel 7:673c, tweede lid, BW, de transitievergoeding in termijnen heeft betaald dan kan hij een aanvraag voor compensatie indienen na de laatste betaling.

Er is voor gekozen om voor oude gevallen te regelen dat een aanvraag eveneens uiterlijk binnen zes maanden na het tijdstip van inwerkingtreding moet worden ingediend. Daarmee wordt voorkomen dat er verschil ontstaat tussen werkgevers die vlak voor en werkgevers die vlak na het tijdstip van inwerkingtreding een (transitie)vergoeding betalen bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

Onlangs op 28 maart 2019 heeft de rechter in Den Haag een uitspraak gedaan dat het in stand laten van een slapend dienstverband met een (terminaal) arbeidsongeschikte werknemer (die geen kans op werkhervatting en re-integratie heeft) na twee jaar ziekte in strijd is met goed werkgeverschap. Temeer er geen noodzaak is om het dienstverband slapend te houden met het oog op de nieuwe wet dat aankomend is. De werkgever moest de arbeidsovereenkomst opzeggen op straffe van een dwangsom. Tot nu toe oordeelde de rechtspraak anders omdat een werknemer geen recht op ontslag heeft om de transitievergoeding te ontvangen.

Mocht u meer willen weten over deze nieuwe wettelijke regeling? Neem contact met ons op  info@dammersadvocaten.nl