Een lid van de ondernemingsraad schorsen is geen sinecure en dat is ook goed. De gedachte van de wetgever hierachter is dat een gekozen OR-lid beschermd moet worden en grote vrijheid heeft om te zeggen en te schrijven wat hij wil om het medezeggenschapsproces te laten functioneren. De wetgever heeft gekozen voor bescherming die lijkt op de positie van een democratisch gekozen vertegenwoordiger.

Aan deze constructie van ‘democratische bescherming’ zit wel wat ‘vreemds’ omdat de overlegvergadering van de OR met de bestuurder toch niet goed valt te vergelijken met bijvoorbeeld een vergadering van Burgemeester en Wethouders en een gekozen gemeenteraadslid. Maar toch, dit is de structuur en wetgeschiedenis. Dit levert in de praktijk wel eens problemen op omdat, als een OR-lid zich ‘misdraagt’, dit OR-lid niet goed door de OR zelf of de bestuurder kan worden aangepakt gezien de opzet van de bescherming.

De wet regelt het in artikel 13 WOR. Daar is geregeld dat als een OR-lid het overleg met de ondernemer ernstig belemmert, de OR of de bestuurder een verzoek kunnen doen aan de kantonrechter om het betrokken OR-lid van de OR werkzaamheden uit te sluiten. Voordat zo een verzoek kan worden gedaan moet het OR-lid worden gehoord.

Wat is dan ‘ernstig belemmeren’? Het bekende voorbeeld van het ‘ernstig belemmeren’ door een OR-lid is als informatie, die onder embargo vertrekt door de bestuurder (artikel 20 WOR), toch door een OR-lid wordt geopenbaard. Het verbreken van de vertrouwelijkheid belemmert het functioneren van het overleg tussen OR en bestuurder.

In de praktijk van alle dag zijn er echter meer situaties denkbaar waarbij het gedrag, de houding of opstelling van een OR-lid het functioneren van de OR ‘ernstig belemmert’.  Een OR-lid kan bijvoorbeeld een notoire ruziezoeker zijn waardoor de OR disfunctioneert. Toch is artikel 13 WOR hiervoor niet bedoeld. Van een ernstige belemmering van de werkzaamheden van de ondernemingsraad is volgens de wetgeschiedenis sprake als het OR-lid door zijn gedrag opzettelijk en bij herhaling de werkzaamheden van de ondernemingsraad doet stagneren. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om inbreuken op de democratische spelregels, maar niet om het uitspreken van een afwijkende mening of het innemen van een minderheidsstandpunt. De uitsluiting op grond van artikel 13 lid 1 WOR is in feite een ordemaatregel.

De Hoge Raad heeft recent op 27 maart 2020 een uitspraak gedaan waarin deze beperkingen aan ‘ernstig belemmeren’ aan de orde was. De zaak gaat over een OR-lid, tevens kaderlid FNV, die al sinds 1979 (dus 31 jaar) in dienst is en sinds 2011 OR-lid. Hij was al vaker aangesproken op zijn houding en ongenuanceerde opmerkingen, maar als hij tijdens een overlegvergadering een opmerking maakt die verwijst naar de huidskleur van de systeembeheerder die aanwezig was bij de vergadering dan beëindigt de bestuurder de vergadering. De maat is vol. Bestuurder en OR doen een gezamenlijk verzoek aan de kantonrechter tot uitsluiting van OR werkzaamheden. Vooraf is het OR-lid gehoord. De kantonrechter wijst het verzoek tot uitsluiting toe, maar de OR-lid gaat in hoger beroep. Het gerechtshof vernietigt de beslissing van de kantonrechter, omdat het hof een beperkte uitleg hanteert van ‘ernstig belemmeren’ van artikel 13 WOR. Discriminatie valt daar volgens het hof niet onder. Dat is natuurlijk erg onbevredigd en dus wordt cassatie ingesteld.

De Hoge Raad vernietigt het besluit van het hof niet, maar geeft wel een aantal aanwijzingen over dat ‘ernstig belemmeren’. Aanwijzingen waaruit volgt dat dit niet al te zuinig moet worden uitgelegd en dat er ook andere gedragingen of omstandigheden kunnen gelden als ‘ernstig belemmeren’. De Hoge Raad stelt daarbij dat het geven van een laatste waarschuwing zoals het hof had gesteld, geen noodzakelijke voorwaarde is. Het kan volgens de Hoge Raad zo zijn dat de ernst en aard van een gedraging zo ernstig is, dat dit al voldoende is voor een uitsluitingsverzoek. Ook de voorwaarde die het hof had geformuleerd dat in het uitsluitingsverzoek uitdrukkelijk dient te worden gemotiveerd waaruit dat ‘ernstig belemmeren’ dan bestaat, is niet altijd een vereiste volgens de Hoge Raad.

Conclusie: het lijkt er op dat de Hoge Raad de mogelijkheden om een OR-Lid te schorsen wat ruimer uitlegt dan tot nu toe gangbaar was. Niet uitsluitend bescherming van het ‘democratisch medezeggenschapsproces’, maar ook misdragingen door een OR-lid kunnen aanleiding zijn voor schorsing. Dat lijkt goed nieuws want moeten uitleggen dat evidente discriminatie het medezeggenschapsproces belemmert,  lijkt wat overbodig. Dat spreekt voor zichzelf.

Vragen over dit onderwerp? Neem dan via info@dammersadvocaten.nl contact met ons op.